22 september 2017

PvdA-vragen van Henk Overbosch aan Rekenkamer over financiële positie Voorschoten

Komend raadslid Henk Overbosch (PvdA) en opvolger van vertrekkend raadslid Jan-Paul Middelburg heeft gisteren toestemming gekregen om alvast schriftelijk een aantal vragen in te dienen over het rapport van de Rekenkamer met betrekking tot de financiële positie van Voorschoten periode 2002-2017 voor behandeling in de commissievergadering Burger en Bestuur van 21 september 2017. Op deze manier kan Henk Overbosch op gelijke wijze als de andere fracties later ten behoeve van de behandeling in de gemeenteraad de beantwoording zoals vastgelegd op de video meewegen.

De vragen van toekomstig raadslid Henk Overbosch namens de PvdA Voorschoten:

  1. De centrale onderzoeksvraag richt zich op de periode 2002-2017. Bij de geïnterviewde personen( bijlage 2, blz. 23) ontbreekt oud-wethouder Financiën Verschoor van de VVD in de periode 2002-2006 ( coalitie VVD, CDA en PvdA). Waarom ? Relevant, o.a. omdat de provincie per brief eind 2001, eind 2002 en eind 2004 de gemeente onder preventief toezicht stelde.
  2. De centrale onderzoeksvraag richt zich op “ambtelijk, college en raad “.  Er zijn vier wethouders ( drie CDA, één ONS/D66), één burgemeester, drie ambtenaren, één accountant en één VVD-raadslid als commissievoorzitter geïnterviewd. Waarom zijn er geen raadsleden, sommigen met 12 jaar ervaring, geïnterviewd ?
  3. Waarom is geen opsplitsing gemaakt in vier raadsperioden met verschillende coalities?
  4. Zijn de financiële paragrafen van de vier coalitieprogramma’s in het onderzoek betrokken ?
  5. Op blzz. 29, 32 en 34 wordt geschreven over “politiek consumentisme “ en “politiek cliëntelisme”. Deze beladen termen worden niet onderbouwd met voorbeelden. Kunt u enkele voorbeelden daarvan noemen ?
  6. RKC noemt vijf belangrijke oorzaken verslechtering financiële positie, o.a. “de professionaliteit van de financiële besturing”. U geeft ( blz. 8) weer dat de professionalisering is ingezet vanaf 2010 en vanaf 2013 versterkt is doorgezet. Het komt over dat u deze conclusie hebt bereikt op basis van gesprekken met oud-bestuurders en ambtenaren. Is deze indruk juist ?
  7. De begrotingsscan provincie van mei 2017 geeft op blz. 34 en 35 alle kengetallen weer voor 2012-2020. De conclusie luidt: “De kengetallen in samenhang bezien geeft een oordeel over de financiële positie van Voorschoten. Twee hebben het oordeel ‘onvoldoende’, twee ‘matig’ en twee ‘voldoende’. Het eindoordeel over de financiële positie wordt dan ‘matig’ “. Hoe zijn deze feiten te rijmen met de conclusie dat de professionaliteit van de financiële besturing in 2010 is ingezet en vanaf 2013 versterkt is doorgezet ?
  8. Is het volgens de RKC mogelijk dat de ambtelijke professionaliteit wel is toegenomen, maar dat deze niet tot volle wasdom is kunnen komen omdat de bestuurlijke visie en aansturing vanuit het college en de raad daarop niet of onvoldoende aansloten ?
  9. Op blz. 7 noemt u de Prioriteitsdiscussie uit 2007 een van de oorzaken van verslechtering. In augustus 2006 heeft de RKC Wassenaar, Voorschoten, Oegstgeest een rapport van 107 pagina’s uitgebracht over de Kwaliteit Programmabegrotingen. In maart 2007 een brief van de RKC Quick Scan onderzoek programmabegroting 2007. In beide rapporten scoort Voorschoten behoorlijk positief, zowel absoluut als in vergelijking met de twee zustergemeenten. Vraag: kunt u de grote discrepantie verklaren tussen deze positieve rapporten uit 2006 en 2007 enerzijds en anderzijds de zinsnede op blz. 27 dat “een risicoanalyse werd daarbij niet aan de raad gegeven , de raad vroeg er ook niet naar”
  10. Op blzz. 10 en 11 doet de RKC nu 7 aanbevelingen van zeer diverse aard om een structurele verbetering te borgen. Welke relatie ziet u tussen deze aanbevelingen september 2017 en alle eerdere aanbevelingen van de RKC in de afgelopen jaren ? *
  11. Aanbeveling 4: instellen auditcommissie. Heeft u vernomen dat er in 2014 en 2015 een door de raad ingestelde commissie Planning & Control is geweest die 10 keer bijeen is geweest en toen is opgehouden ? Heeft u concrete adviezen t.a.v. relatie raad, college, raadsleden en/of burgers, ambtenaren, accountant en openbaarheid ?
  12. Aanbeveling 5: gedrag veranderen binnen politiek-bestuurlijke cultuur. Wie heeft volgens de RKC hier een “regiefunctie” ? Welke rol voor de burgemeester ?
  13. Kunt u aanbeveling 6 over de implementatie van de aanbevelingen meer “smart” formuleren ?
  14. Heeft u de brieven over de begrotingen van de provincie als financieel toezichthouder vanaf 2002 in uw onderzoek betrokken ? Zo ja, wat zijn uw bevindingen ? Zo nee, waarom niet ?
  15. Heeft u, omdat er geen raadsleden zijn geïnterviewd, de raadsnotulen geraadpleegd van de begrotingsvergaderingen met de belangrijkste conclusies en stemverklaringen ?
  16. In uw rapport wordt onvoldoende belicht wat de positie van de raad en de individuele fracties in al die jaren is geweest. Het rapport mist de dimensie van hoe het democratisch politieke besluitvormingsproces is verlopen. De nadruk ligt op koele cijfers en op de beleving vanuit de collegekamer/ambtelijke organisatie. Wat is hierop uw reactie ?

 

 

 

 

Noot bij punt 10: (  10 oktober 2013 ( onderzoek reserves ,voorzieningen en omgang met risico’s), op 31 oktober 2014 ( houdbare gemeentefinanciën), 21 oktober 2015 ( Quick scan kwaliteit begrotingsinformatie) en april 2017 ( Voorwaarden begroting op orde)